televisie

We moeten eens kappen met Karbonkel zwartmaken, hij bedoelde het goed

De trol die ons allemaal slapeloze nachten bracht, moest helemaal alleen strijden tegen vooroordelen, analfabetisme en zijn eigen Karbonkelfamilie.
karbonkel
Karbonkel, sokje en de auteur uit Ik Mik Loreland. Beeld Teleac/NOT

Te lui om te lezen? Beluister dan hieronder de ingesproken versie.

De helderste herinneringen van m’n kleutertijd heb ik te danken aan de educatieve kinderserie Ik Mik Loreland. Op mijn kleuterschool in Gent zaten we elke vrijdag op een sportmat in een kamer die sterk rook naar rubber en vanille-sojamelk. Dunne streepjes licht priemden door de jaloezieën. Op de achtergrond hoorde ik gedempte kinderkreten. Vervolgens werd er een grote televisie binnengerold. Hoewel ik altijd kirde van plezier bij het zien van de televisie, voelde ik ook iets anders opborrelen: angst. Ik was doodsbang om Karbonkel weer te moeten zien.

Advertentie

Ik Mik Loreland heeft 28 afleveringen verspreid over twee seizoenen, en werd uitgezonden van 1994 tot 2002. De hoofdpersoon, Mik, woont in Loria: een soort Middeleeuws dorp waar alleen kinderen wonen. Miks leven staat, net als iedereen in Loria, in het teken van letters en verhalen. Aan de rand van het dorp woont Karbonkel, een eenogige trol van het Karbonkel-ras. Karbonkel is analfabeet. Uit frustratie dat-ie niet kan lezen en schrijven zoals de rest, tovert hij alle letters weg uit Loria (wat om een of andere reden nu méér letters heeft en ‘Loreland’ heet). Een ramp voor Loria, want nu kunnen de kinderen niet meer leren lezen en schrijven. Maar Mik gaat niet bij de pakken neerzitten en gaat op zoek naar de letters. Ze vindt ze terug op de maan, in een spookhuis, een doolhof, in een stad en in de jungle. In de tussentijd wordt ze achtervolgd door Karbonkel, die zo nu en dan de gedaante aanneemt van een zwevende vis met één oog en vlijmscherpe tanden. Karbonkels doel is Miks zoektocht te saboteren, maar wat hij zich niet realiseert, is dat hij daardoor ook leert lezen.

Elke keer als Karbonkel kwam opdagen in de serie, hoorde je dreigende, Lynchiaanse vioolmuziek. Met een raspende stem vertelde de trol hoe hij Mik zou blijven achtervolgen. Hij sloot haar op in een kist in een horrorkasteel, maakte Miks computer kapot met laserstralen en kroop uit een stinkende, rode maankrater. Je hoeft niet katholiek te zijn om te begrijpen dat een duivelse trol die uit een brandend meurhol stapt slecht nieuws betekent. Ik was vijf en doodsbang dat ik op een dag op de maan vast zou komen te zitten, met enkel een boosaardige vis als compagnon. Dat mijn nichtje een soortgelijke kindercomputer had als Mik, leek dan ook een slecht voorteken.

Advertentie

Karbonkel was niet het enige dat eng was in de serie. De lucht kleurde het ene moment staalgrijs, het andere moment koperbruin, alsof het dorp bedolven was onder een dikke laag smog en de rest van de wereld in brand stond. Ik Mik Loreland speelde zich af in een post-apocalyptische wereld waar de zon was uitgedoofd en mensen zich obsessief bezighielden met het schrijven van woorden als ‘ik’, ‘vis’ en ‘aap’.

Mik ontmoet tijdens haar zoektocht figuren die je zou verwachten in een drugstrip: grote tenen met monden, een reus met zes pratende oogjes, zingende maankraters en een autoritair konijn dat praat als een douanebeambte die je elk moment kan oppakken omdat je papieren niet in orde zijn. Als Mik iets roept, galmen haar woorden door de ruimte. Hoe jong ik ook was, ik besefte dat dit een teken was dat Mik helemaal alleen was, zonder ouders, omringd door bizarre en onvoorspelbare wezens. En Karbonkel.

Ik was niet de enige die soms badend in het zweet wakker werd na een nachtmerrie over Karbonkel. Karbonkel heeft een hele generatie kinderen getraumatiseerd. Regisseur Clemens Labermont maakte hier een documentaire over: Het monster van Groep 3. Clemens spreekt in de documentaire met de makers van Karbonkel. Ze vertellen dat de trol in het begin een boel kritiek kreeg. Ze gaven toe zich te hebben laten gaan met het zo griezelig mogelijk maken van Karbonkel, en ze beseften dat er iets moest veranderen. Hoewel ze al middenin de opnames zaten, besloten ze Karbonkels uiterlijk menselijker te maken in het tweede seizoen. In dat seizoen worden Karbonkel en Mik vrienden en wordt de algehele sfeer ook wat lieflijker.

Advertentie

Deze maand is het 25 jaar geleden dat de serie voor het eerst werd uitgezonden. Ik besloot om het eens terug te kijken. De sfeer die me toen zo’n leeg gevoel gaf, kan ik nu wel waarderen. Door de bizarre set, dreigende muziek, vreemde figuren, en jaren negentig-look lijkt Ik Mik Loreland eerder een griezelige arthousefilm dan een educatieve kinderserie. Maar bovenal besefte ik: Karbonkel heeft het verdorie niet gemakkelijk gehad in zijn leven. Sterker nog: ik had medelijden met de trol. Hij was, zo realiseerde ik me, helemaal niet geboren met een slecht hart, hij werd een plaaggeest omdat hij genadeloos werd buitengesloten. Hij werd weggejaagd en hoorde nergens bij. Zelfs niet bij zijn eigen volk, de Karbonkels.

In Ik Mik Loreland draait alles om taal: de spelletjes die kinderen spelen, de verhalen die worden voorgelezen, zelfs het dorpsplein staat vol met woorden. Maar het lukt Karbonkel niet om de woorden te leren: tevergeefs krabbelt hij met een reusachtig potlood in zijn kleine trollenhandjes vellen papier vol. “Ik wil ook meedoen, maar ik kan niet lezen. Zij wel, ik niet,” kermt hij bedroefd.

Mik hoort hem sukkelen en komt ongevraagd naar zijn grot. Ze vertelt hem “dat het gemakkelijk is” en hij “het gewoon moet doen” – nogal nutteloos advies als je iemand wilt leren schrijven. Karbonkel duikt terug in z’n grot en probeert angstvallig zijn pokdalige trollensnoet te verbergen. Hij vertelt haar dat hij niet eens het woord ‘ik’ kan schrijven, en dat hij het heel belangrijk vindt om het verhaal over de Karbonkels op te schrijven, omdat ze in dat gebied bijna uitgestorven zijn. Als Karbonkel dat verhaal niet snel opschrijft, verdwijnt de volledige cultuur van het Karbonkelras. Een zware taak voor een analfabeet.

Advertentie

Als Karbonkel de taal wegtovert, heet het dorp ‘Loreland’, vernoemd naar een vervlogen, betere tijd zonder taal, toen het gebied nog toebehoorde aan de Karbonkels. Als kind hechtte ik hier weinig belang aan, maar inmiddels heb ik geleerd: een groep mensen wegjagen uit een land om de boel op te fluffen tot een zogenaamde beschaving, is niet bepaald oké.

Uiteindelijk geeft Karbonkel toe dat hij de woorden niet echt heeft weggetoverd, maar ze gewoon heeft verstopt. In plaats van dat-ie zegt: ‘Schrijven is een eitje, doe gewoon!!!’ geeft-ie haar een goede kans om de letters te vinden. Als Mik vraagt waar ze verstopt zijn, geeft Karbonkel gewoon de locaties door, de schat. Ik bedoel, alleen al het feit dat Karbonkel z’n magie niet gebruikt om irritante kinderen het zwijgen op te leggen, zelfs nadat ze zijn soort hebben weggejaagd, maakt hem een tolerantere trol dan z’n boosaardige uiterlijk doet vermoeden.

Telkens als Mik letters heeft gevonden, mag ze door naar de volgende ruimte. Mits ze aan Karbonkel kan bewijzen dat ze met die letters ook daadwerkelijk een woord kan vormen. Karbonkel leert hierdoor telkens zelf ook de letters en woorden die Mik ontdekt. Zo blijkt Karbonkel, die de letters op ludieke plekken heeft verstopt, een prima autodidact – eentje die van leren lezen een interactief avontuur maakt. En zelfs als Sokje, Miks rechterhand, hem een ‘vieze stinkvis’ noemt, blijft hij redelijk: hij doet gewoon alsof hij Sokje niet gehoord heeft en laat ze door naar de volgende plek.

In het tweede seizoen heeft de ‘menselijkere’ Karbonkel eerder iets weg van Robert Jensen. Dat vond ik als vijfjarige minder eng dan nu. We leren in dit seizoen wat meer over z’n achtergrond, wie hij is, wat hij doet en wat hem drijft. Karbonkel wordt opgeroepen door de Bovenbonkel: hij moet weer in Karbonkelland komen wonen. De Bovenbonkel is bovendien kwaad dat Karbonkel nu kan lezen en schrijven, want dat hoort niet. Ze mogen volgens Bovenbonkel alleen maar plagen.

We kunnen het de Bovenbonkel moeilijk kwalijk nemen dat hij de Karbonkelcultuur wil beschermen. Hij lijkt zich te kunnen vinden in de Rousseauiaanse ideologie, waarbij de van nature goede mens/trol verdorven raakt door de maatschappij – en dus ook ‘het schrift’. Bovenbonkel denkt dat je alleen een volwaardig leven kunt leiden als je terugkeert naar de natuur en ver weg blijft van de frivoliteiten van culturalisering.

Daardoor heeft Karbonkel nooit ergens bij gehoord. Enerzijds wilde hij de held zijn door het verhaal van zijn volk vertellen. Daarvoor moest hij meegaan met de tijd, en leren schrijven. Maar dat zou tegelijkertijd betekenen dat hij bij de schrijvende wereld zou horen, en niet meer bij z’n familie. Dat Karbonkel in het begin van de serie bang is voor afwijzing en nogal getraumatiseerd overkomt, is nogal wiedes.

Uiteindelijk verslaat Karbonkel de Bovenbonkel en leert hij de andere Karbonkels schrijven. Hij plaagt niet meer, en wordt de held van het verhaal. Ik besef nu dat Bonkie geen oerslechte trol was die mijn slaap verstoorde, maar dat het een prima kerel was, die moest dealen met onzekerheden en de drang om erbij horen. Ondanks alles kreeg hij het voor elkaar om een betere trol te worden. Met de kennis van nu, had ik Karbonkel wel gemogen.